Rijksregelgeving voor het schoolplein

Als gevolg van de decentralisatie van wetgeving, sinds de jaren 80, is het schoolplein geheel uit de landelijke wet- en regelgeving verdwenen. Het Ministerie van Onderwijs van het Rijk schrijft niet meer voor hoe groot een schoolplein moet zijn en wat er nodig is. Deze bevoegdheid is in zijn geheel naar de Gemeenten gegaan.

Aansprakelijkheid schoolplein

Wel zijn er landelijke bepalingen blijven bestaan die van belang kunnen zijn bij aansprakelijkheid rondom ongelukken in de school en op het schoolplein. De Wet BO regelt dat het schoolgebouw en het terrein bij het staken van de onderwijstaak in laatste instantie moet worden overgedragen aan de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een (dreigend) faillissement als gevolg van aansprakelijkheid. Dit zou kunnen betekenen dat de gemeente in laatste instantie ook verantwoordelijk is voor ongevallen op het schoolplein. Sommige gemeenten hebben daarom met de scholen afspraken gemaakt met betrekking tot plaatsing, onderhoud en logboek van speeltoestellen op de schoolspeelplaats. Immers de afdeling die de openbare speeltoestellen beheert heeft uit hoofde van het aantal een grotere kennis en ervaring op dit gebied dan de individuele schoolbesturen en -directeuren.

Scholen denken soms dat de regelgeving voor speeltoestellen in de openbare ruimte niet van toepassing zijn op het schoolplein. Maar de regels stellen duidelijk dat ook speeltoestellen op het schoolplein moeten voldoen aan de Eisen van het "Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen". Bij het kopen van speeltoestellen moet de school bij de leverancier checken of zijn producten voldoen aan dit besluit en bij de plaatsing vragen om een certificaat.

Lawaai mag op het schoolplein

Terwijl het Ministerie van Onderwijs zich van het schoolplein heeft teruggetrokken heeft de Minister van Milieu juist nieuwe regels opgesteld: kinderen die op het schoolplein spelen mogen lawaai maken!